EPSON Scan-instellingen selecteren
Overzicht van de modi van EPSON Scan
Instellingen voor Bewaar bestand selecteren
Volautomatische modus gebruiken
De scanmodus wijzigen
Basisinstellingen selecteren
Scanresolutie selecteren
Scangebied weergeven en aanpassen
Kleur- en andere beeldinstellingen aanpassen
Scanformaat selecteren
De scan voltooien
Overzicht van de modi van EPSON Scan
EPSON Scan heeft vier modi voor het scannen van afbeeldingen:
De volautomatische modus is de beste oplossing voor het scannen van documenten of foto's op ware grootte en als u vóór de definitieve scan niet per se een voorbeeldscan wilt zien. Met de knop Aanpassen kunt u verkleurde afbeeldingen opfrissen.
De thuismodus is de beste oplossing wanneer u eerst een voorbeeld van uw foto's, films of dia's wilt weergeven voordat de definitieve scan wordt gemaakt. U kunt het formaat aanpassen, het scangebied bijregelen en allerlei andere beeldinstellingen wijzigen, waaronder die voor het herstellen van kleuren en het gebruik van Digital ICE (alleen voor films en dia's).
De professionele modus is de beste oplossing wanneer u eerst een voorbeeld van uw afbeeldingen wilt weergeven en allerlei uitgebreide en gedetailleerde correcties wilt aanbrengen voordat de definitieve scan wordt gemaakt. Daarbij hebt u de beschikking over allerlei functies voor het verbeteren van uw afbeeldingen (scherper maken, kleuren corrigeren, stof verwijderen, Digital ICE, Digital ICE Lite (alleen voor films en dia's) enzovoort).
Instellingen voor Bewaar bestand selecteren
In het venster Instellingen voor Bewaar bestand selecteert u de locatie, naam en bestandsindeling voor de gescande afbeelding die u wilt opslaan.
|
Geef in het dialoogvenster Instellingen voor Bewaar bestand de map op waarin u de gescande afbeelding wilt opslaan. Klik op Bladeren (Windows) of Kies (Macintosh) en selecteer de gewenste map.
|
|
Geef als voorvoegsel voor de bestandsnaam een alfanumerieke tekenreeks op. Aan de bestandsnaam wordt automatisch een volgnummer van drie cijfers toegevoegd. Het startnummer kunt u naar wens aanpassen. Als u meerdere afbeeldingen tegelijk scant, krijgt elke afbeelding een ander driecijferig volgnummer.
|
| |
Opmerking: |
| |
-
Voor Windows: de volgende tekens kunnen niet worden gebruikt in het voorvoegsel. \, /, :, ., *, ?, ", <, >, │
|
|
|
Selecteer de gewenste bestandsindeling (zie beschrijving in de volgende tabel). Afhankelijk van het bestandstype kan de knop Opties wel of niet worden gebruikt voor het opgeven van gedetailleerde instellingen.
|
Bestandstype (extensie)
|
Uitleg
|
BITMAP (*.BMP) (alleen Windows)
|
Een standaardindeling van Windows voor afbeeldingsbestanden. De meeste Windows-programma's, zoals tekstverwerkingsprogramma's, kunnen afbeeldingen in deze indeling lezen en verwerken.
|
JPEG (*.JPG)
|
Een bestandsindeling met compressie. De mate van compressie kan worden ingesteld. Met JPEG is een verregaande compressie van afbeeldingsgegevens mogelijk. Maar hoe hoger de compressie, des te lager de kwaliteit van de afbeelding. De verloren kwaliteit kan niet worden teruggehaald en telkens wanneer de gegevens worden opgeslagen neemt de kwaliteit verder af. Daarom wordt het bestandstype TIFF aangeraden wanneer een bestand uitgebreid moet worden bewerkt of geretoucheerd.
|
Multi-TIFF (*.TIF)
|
Een TIFF-bestandsindeling waarbij meerdere pagina’s worden opgeslagen in hetzelfde bestand. Wanneer u documenten of foto's scant met de apart verkrijgbare automatische documenttoevoer, worden alle pagina's en foto's opgeslagen in hetzelfde bestand. (Bij andere bestandstypen komt elke scan in een apart bestand.) De gescande afbeeldingen kunnen vóór het opslaan ook worden bewerkt. Om Multi-TIFF-bestanden te kunnen openen hebt u wel een programma nodig dat dit bestandstype ondersteunt.
|
PDF (*.PDF)
|
Een documentindeling die volledig platformonafhankelijk is en dus op zowel Windows- als Macintosh-systemen kan worden gelezen. Voor het gebruik van PDF-documenten hebt u Adobe Reader® of Acrobat® nodig. Documenten die uit meerdere pagina's bestaan kunnen in één PDF-bestand worden opgeslagen. Wanneer u kleuren- of zwart-witafbeeldingen opslaat als PDF-bestand, kunt u zelf de gewenste compressie selecteren. De gescande afbeeldingen kunnen vóór het opslaan ook worden bewerkt. Zie Scannen en rechtstreeks opslaan als PDF-bestand voor meer informatie hierover.
|
PICT (*.PCT) (alleen Macintosh)
|
Een standaardindeling van Macintosh voor afbeeldingsbestanden. De meeste Macintosh-programma's, zoals tekstverwerkingsprogramma's, kunnen afbeeldingen in deze indeling lezen en verwerken.
|
PRINT Image Matching II JPEG (*.JPG) of TIFF (*.TIF)
|
Een bestandsindeling voor bestanden met PRINT Image Matching II-gegevens voor een hogere kwaliteit en meer kleuren. Wanneer u een met PRINT Image Matching II compatibele printer gebruikt, kunt u de afbeeldingen op basis van deze gegevens afdrukken in schitterende en levensechte kleuren. (PRINT Image Matching is niet van invloed op de manier waarop de afbeelding wordt weergegeven op uw beeldscherm.) Beschikbaar voor JPEG en TIFF.
|
TIFF (*.TIF)
|
Een bestandsindeling die is gemaakt voor de uitwisseling van gegevens tussen veel programma's, zoals grafische software en DTP-programma's. Bij het scannen van zwart-witafbeeldingen kunt u zelf het compressietype opgeven.
|
|
De selectievakjes onder in het venster bieden u de volgende mogelijkheden:
|
|
-
Dit dialoogveld voor de volgende scan tonen
Schakel dit selectievakje in als het venster Instellingen voor Bewaar bestand automatisch moet worden geopend vóór het scannen. Als u dit selectievakje uitschakelt, moet u op het kleine pijltje rechts naast de knop Scannen klikken en vervolgens Instellingen voor Bewaar bestand selecteren om het venster te openen.
|
|
Klik op OK. EPSON Scan begint met scannen.
|
De gescande afbeelding wordt op de opgegeven locatie opgeslagen als bestand.
Volautomatische modus gebruiken
Wanneer u EPSON Scan voor de eerste keer opent, is de volautomatische modus actief en wordt het stand-byvenster van EPSON Scan weergegeven:
|
Opmerking: |
|
Klik op de knop Aanpassen als u een aangepaste resolutie wilt selecteren of een verkleurde afbeelding wilt opfrissen. Het dialoogvenster Aanpassen verschijnt:
|
Selecteer de gewenste instellingen en klik op OK. (Klik op de knop Help voor meer informatie over het selecteren van instellingen.)
|
Klik op de knop Scannen.
|
|
Klik op OK wanneer u de gewenste instellingen hebt opgegeven. EPSON Scan begint met scannen in de volautomatische modus.
|
EPSON Scan maakt een voorbeeldscan van de afbeelding, bepaalt of het een foto, film of dia is en stemt de scaninstellingen daar automatisch op af. Na enige tijd wordt de afbeelding in het klein weergegeven in het venster van EPSON Scan.
| |
Opmerking: |
|
Afhankelijk van de manier waarop EPSON Scan is gestart, wordt het bestand opgeslagen op de door u opgegeven locatie of wordt de gescande afbeelding geopend in uw scanprogramma. Zie De scan voltooien voor meer informatie hierover.
|
Als u de scanmodus wilt wijzigen, klikt u op de pijl van de keuzelijst onder Modus in de rechterbovenhoek van het EPSON Scan-venster. Selecteer vervolgens de gewenste modus in de lijst die verschijnt.
|
Opmerking: |
|
Wanneer u EPSON Scan opnieuw start, is automatisch de laatst gebruikte modus actief.
|
|
Meer informatie over het gebruik van deze scanmodi:
Basisinstellingen selecteren
Wanneer u EPSON Scan start in de thuismodus of professionele modus, verschijnt het EPSON Scan-venster.
Thuismodus
Professionele modus
Voordat u een document of foto kunt scannen, moet u eerst deze basisinstellingen opgeven:
Ga als volgt te werk om in EPSON Scan de basisinstellingen te selecteren voor een document of foto.
|
U selecteert uw type document op een van de volgende manieren:
|
Thuismodus: Open de keuzelijst Documenttype door op de pijl te klikken en selecteer het type origineel dat u wilt scannen. Selecteer vervolgens het keuzerondje Kleuren, Grijs of Zwart-wit om de kleuren van origineel te selecteren.
Professionele modus: Open de keuzelijst Documenttype door op de pijl te klikken en selecteer Reflecterend (als u een document of foto scant). Open vervolgens de keuzelijst Type automatische belichting en selecteer Document of Foto.
| |
Opmerking: |
|
U selecteert de instellingen voor de bestemming op een van de volgende manieren:
|
Thuismodus: Selecteer onder Bestemming het keuzerondje van de manier waarop u de gescande afbeelding wilt gebruiken.
Professionele modus: Open de keuzelijst Beeldtype door op de pijl te klikken en selecteer het gedetailleerde afbeeldingstype dat u wilt scannen.
Instelling bij Beeldtype
|
Type afbeelding dat u wilt scannen
|
48-bits kleur
|
Kleurenfoto die u kunt wijzigen in een 48-bits beeldbewerkingsprogramma.
|
24-bits kleur
|
Kleurenfoto
|
Gladde kleuren
|
Grafisch materiaal in kleur, zoals diagrammen en grafieken
|
16-bits grijstinten
|
Zwart-witfoto met veel verschillende grijstinten
|
8-bits grijstinten
|
Zwart-witfoto met slechts een paar verschillende grijstinten
|
Zwart-wit
|
Document met zwarte tekst en/of lijntekeningen
|
|
EPSON Scan selecteert een standaardresolutie op basis van de door u geselecteerde instellingen voor origineel en bestemming. Zie Scanresolutie selecteren om door te gaan met scannen.
|
In de thuismodus kunt u de resolutie alleen wijzigen als u Overige selecteert als instelling bij Bestemming.
In de professionele modus kunt u op elk gewenst moment een andere resolutie selecteren.
Voordat u de scanresolutie selecteert, moet u eerst nagaan of u de afbeeldingen wilt vergroten en zo ja, of u dat vóór of na het scannen wilt doen. Ga daarbij uit van de volgende principes:
-
U wilt de afbeeldingen vergroten tijdens het scannen (verhoog de instelling bij Doelgrootte). Als u de afbeeldingen in EPSON Scan vergroot zodat gebruik op een groter formaat mogelijk wordt, kunt u gewoon de resolutie gebruiken die door EPSON Scan is geselecteerd op basis van de instellingen die u voor uw origineel en bestemming hebt opgegeven.
-
U wilt de afbeeldingen scannen op het originele formaat, maar later vergroten in een beeldbewerkingsprogramma. Als u de afbeeldingen later wilt vergroten in een beeldbewerkingsprogramma, moet u de instelling bij Resolutie verhogen. Alleen op die manier kan de hoge beeldkwaliteit behouden blijven na het vergroten. Verhoog de resolutie in dezelfde mate als de verhoging van het beeldformaat. Als de resolutie bijvoorbeeld 300 dpi (dots per inch) bedraagt en u wilt de afbeelding 200% vergroten in een beeldbewerkingsprogramma, dan moet u de resolutie in EPSON Scan op 600 dpi zetten.
Klik op de pijl van de keuzelijst Resolutie en selecteer het aantal dots per inch waarmee moet worden gescand. Zie de onderstaande tabel voor enkele richtlijnen:
Wat u met de gescande afbeelding wilt doen
|
Geadviseerde scanresolutie
|
Verzenden per e-mail, uploaden naar internet, alleen weergeven op een scherm
|
96 tot 150 dpi
|
Afdrukken, met OCR omzetten in tekst die kan worden bewerkt
|
300 dpi
|
Verzenden per fax
|
200 dpi
|
Vergroten na scannen op 100%
|
Verhoog de resolutie in dezelfde mate als de verhoging van het beeldformaat na het scannen.
|
Na het selecteren van de resolutie kunt u een voorbeeldscan van uw afbeelding weergeven en de nodige aanpassingen aanbrengen. Zie Scangebied weergeven en aanpassen om door te gaan met scannen.
Scangebied weergeven en aanpassen
Na het selecteren van de basisinstellingen en resolutie in de thuismodus of professionele modus kunt u een voorbeeldscan van uw afbeelding maken en vervolgens het precieze gebied selecteren en aanpassen dat moet worden gescand. Het voorbeeld of de voorbeelden worden op uw scherm weergegeven in een apart venster.
Er zijn twee manieren om een voorbeeldscan te maken:
|
Opmerking: |
|
Afhankelijk van uw documenttype en andere instellingen wordt automatisch de normale voorbeeldscan gebruikt zonder dat u zelf kunt omschakelen naar miniatuurvoorbeelden.
|
|
Ga als volgt te werk om een voorbeeldscan van uw afbeeldingen te maken in de thuismodus of professionele modus:
|
Klik op de knop Voorbeeldscan onder in het EPSON Scan-venster. Als u het type voorbeeldscan wilt controleren of wijzigen, klikt u op het pijltje naast de knop Voorbeeldscan (indien beschikbaar).
|
Van uw afbeeldingen wordt een voorbeeldscan gemaakt. De voorbeelden worden vervolgens weergegeven in een van de volgende vensters:
|
Als u de miniaturen bekijkt, kunt u de afbeelding(en) als volgt aanpassen:
|
|
-
Als u de kwaliteit van de afbeelding wilt aanpassen, klikt u op de gewenste afbeelding(en) en brengt u de wijzigingen aan zoals beschreven in Kleur- en andere beeldinstellingen aanpassen. Als u de doorgevoerde aanpassingen op alle afbeeldingen wilt toepassen, klikt u op de knop Alle.
|
|
Als u de normale voorbeeldscan bekijkt, kunt u de afbeelding(en) als volgt aanpassen:
|
|
Na het vastleggen van het scangebied en het aanpassen van de kleur- en beeldinstellingen kunt u het formaat van de gescande afbeelding opgeven, mocht dit nog niet zijn gebeurd. Zie Scanformaat selecteren voor instructies.
|
Scangebied (selectiekader) aanpassen
Het selectiekader is een bewegende stippellijn aan de rand van uw voorbeeldscan. Dit kader geeft het scangebied aan.
U kunt het selectiekader verplaatsen en van formaat veranderen. Het is zelfs mogelijk om in één afbeelding meerdere selectiekaders te gebruiken (alleen bij een normale voorbeeldscan). Op deze manier scant u verschillende delen van de afbeelding, die allemaal worden opgeslagen in een apart bestand. Volg de onderstaande instructies:
|
U maakt een selectiekader door de aanwijzer in een voorbeeldscan te plaatsen. De aanwijzer verandert in een kruiscursor.
|
|
Plaats de aanwijzer daar waar de hoek van het selectiekader moet komen en klik. Sleep de kruiscursor met de muisknop ingedrukt naar de andere hoek van het gewenste scangebied. Laat de muisknop nu los. U ziet nu de bewegende stippellijn van het selectiekader.
|
|
U past het selectiekader aan op een van de volgende manieren:
|
| |
Opmerking: |
| |
Als u het selectiekader verplaatst met de Shift-toets ingedrukt, kan het selectiekader alleen in horizontale of verticale richting worden versleept. Als u de grootte van het selectiekader aanpast met de Shift-toets ingedrukt, blijft de bestaande hoogte-breedteverhouding van het selectiekader behouden.
|
|
Kleur- en andere beeldinstellingen aanpassen
Wanneer u uw afbeeldingen hebt bekeken en het scangebied hebt aangepast, kunt u de beeldkwaliteit eventueel bijregelen. EPSON Scan biedt tal van mogelijkheden om de kleuren, de scherpte en het contrast, maar ook diverse andere aspecten die van invloed zijn op de beeldkwaliteit, te verbeteren.
Voordat u uw aanpassingen aanbrengt, moet u eerst op de afbeelding of in het selectiekader klikken voor het gebied dat u wilt aanpassen. In de professionele modus moet u ook naar het deel met aanpassingen onder in het hoofdvenster van EPSON Scan gaan:
De onderstaande tabel bevat de instellingen die kunnen worden gebruikt in de thuismodus en/of de professionele modus. Klik in het EPSON Scan-venster op Help voor meer informatie over het aanpassen van deze instellingen.
Na het wijzigen van de instellingen kunt u het formaat van uw gescande afbeeldingen aanpassen (zie Scanformaat selecteren) of onmiddellijk doorgaan en scannen (zie De scan voltooien).
Instelling
|
Beschikbare modus (modi) en beschrijving
|
Kleuren herstellen
|
Thuismodus en professionele modus: Hiermee worden verkleurde foto's automatisch opgefrist.
|
Helderheid
|
Thuismodus en professionele modus: Hiermee bepaalt u hoe licht of donker de afbeelding in haar geheel is.
In de thuismodus klikt u op de knop Helderheid voor deze instelling.
In de professionele modus klikt u op de knop Beeldaanpassing voor deze instelling.
|
Contrast
|
Thuismodus en professionele modus: Hiermee past u het verschil tussen de lichte en donkere delen van de gehele afbeelding aan.
In de thuismodus klikt u op de knop Helderheid voor deze instelling.
In de professionele modus klikt u op de knop Beeldaanpassing voor deze instelling.
|
Verzadiging
|
Alleen in de professionele modus: Hiermee bepaalt u hoe vol de kleuren van de hele afbeelding zijn.
Klik op het pictogram Beeldaanpassing voor deze instelling.
|
Kleurbalans
|
Alleen in de professionele modus: Hiermee bepaalt u de balans tussen de kleuren rood, groen en blauw in de hele afbeelding.
Klik op het pictogram Beeldaanpassing voor deze instelling.
|
Automatische belichting
|
Thuismodus: Automatisch toegepast.
Professionele modus: Klik op de knop Automatische belichting. Als u deze optie ingeschakeld wilt laten, klikt u op de knop Configuratie gevolgd door het tabblad Kleur. Vervolgens schakelt u Continu automatische belichting in. U kunt de mate van belichting bijregelen met de schuifbalk.
|
Unsharp Mask Filter (Beeld verscherpen)
|
Thuismodus: Automatisch toegepast.
Professionele modus: Hiermee worden de overgangen in een afbeelding scherper aangezet, zodat de hele afbeelding scherper lijkt. In welke mate dit gebeurt, kunt u zelf instellen. Als u deze optie uitschakelt, krijgt u zachtere overgangen.
|
De-screening filter (Ontrasteren)
|
Thuismodus en professionele modus: Hiermee verwijdert u de ribbelpatronen die zichtbaar kunnen worden in subtiele kleuren, zoals de huid. Ook krijgt u hiermee een beter resultaat bij het scannen van foto's uit tijdschriften of kranten die zelf rasters hebben gebruikt bij het drukken. Het resultaat van het ontrasterfilter is niet zichtbaar in de voorbeeldscan, alleen in de definitieve scan.
|
Histogram
|
Alleen in de professionele modus: Een grafisch overzicht voor het aanpassen van de hoge lichten, schaduwen en gammaniveaus. Alleen voor gevorderden.
Klik op de knop Histogramaanpassing voor deze instelling.
|
Tooncorrectie
|
Alleen in de professionele modus: Een grafisch overzicht voor het aanpassen van de verschillende tonen. Alleen voor gevorderden.
Klik op de knop Tooncorrectie voor deze instelling.
|
Drempelwaarde
|
Thuismodus en professionele modus: Hiermee past u de aftekening van de zwarte delen van tekst en lijntekeningen aan. Dit verbetert de tekstherkenning van OCR-programma's. (Deze instelling kan alleen worden gebruikt wanneer Zwart-wit is geselecteerd bij Beeldtype.)
In de thuismodus klikt u op de knop Helderheid voor deze instelling.
|
|
Opmerking: |
|
-
Als u de aanpassingen die u in de voorbeeldscan hebt aangebracht weer ongedaan wilt maken, klikt u op de knop Reset (indien beschikbaar), schakelt u de instelling in kwestie uit of maakt u een nieuwe voorbeeldscan.
|
|
U kunt uw afbeeldingen scannen op de grootte van het origineel, maar het is ook mogelijk om het formaat tijdens het scannen aan te passen. U doet dit met de optie Doelgrootte van de thuismodus of professionele modus.
Thuismodus
Professionele modus
Als u uw afbeelding op een bepaald formaat wilt scannen, bijvoorbeeld 20 × 25 centimeter, dan moet u de doelgrootte selecteren na het maken van de voorbeeldscan, maar voordat u het scangebied aanpast (aangegeven door het selectiekader). Zo wordt het scangebied ingesteld op de juiste verhoudingen en wordt uw afbeelding niet verkeerd bijgesneden.
Zie Scangebied weergeven en aanpassen voor meer informatie over het maken van een voorbeeldscan van uw afbeeldingen. Ga vervolgens als volgt te werk om de doelgrootte in te stellen:
|
Bij Doelgrootte kunt u kiezen uit enkele voorgedefinieerde scanformaten. Klik op de pijl van de lijst en selecteer het gewenste formaat. In de voorbeeldscan wordt een selectiekader (stippellijn) weergegeven voor het geselecteerde formaat:
|
|
Als u een scanformaat wilt gebruiken dat niet in de lijst bij Doelgrootte voorkomt, kunt u zelf een aangepast formaat opgeven. Klik op de pijl van de lijst en selecteer Aanpassen. Het dialoogvenster Doelgrootte verschijnt.
|
Voer een naam voor het aangepaste formaat in, voer het formaat in en klik vervolgens op de knop Opslaan gevolgd door OK. Het nieuwe formaat wordt toegevoegd aan de keuzelijst Doelgrootte.
|
In de professionele modus hebt u de beschikking over een aantal extra mogelijkheden voor aanpassing van het formaat. Klik op + (Windows) of (Macintosh) naast Doelgrootte om deze mogelijkheden weer te geven:
|
|
Wanneer u het scanformaat hebt geselecteerd, kunt u het selectiekader naar het gewenste deel van de afbeelding slepen. Zie Scangebied (selectiekader) aanpassen voor meer informatie. Bij het aanpassen van het selectiekader blijven de verhoudingen behouden.
|
Als u het selectiekader wilt draaien (voor een liggende of staande afbeelding), klikt u op het pictogram voor de richting. (Niet beschikbaar als u scant met Origineel geselecteerd bij Doelgrootte.)
| |
Opmerking: |
| |
Klik op Help in het EPSON Scan-venster voor meer informatie over het gebruik van de functies voor de doelgrootte.
|
|
|
Nu is alles in gereedheid voor het scannen van de afbeelding(en). Zie De scan voltooien voor instructies.
|
Wanneer alle scaninstellingen zijn opgegeven, bent u klaar om te scannen. Klik op de knop Scannen. Na enkele ogenblikken worden uw afbeeldingen gescand.
Wat er na het scannen gebeurt, hangt af van de manier waarop u het scannen bent begonnen:
| |
Opmerking: |
| |
Als uw gescande afbeeldingen niet worden weergegeven, moet u links in het venster van EPSON File Manager de map selecteren waarin u de bestanden hebt opgeslagen.
|
|
Als u uw gescande afbeeldingen wilt gebruiken in een van de projecten van EPSON Creativity Suite, moet u op het selectievakje onder de miniaturen klikken. De afbeeldingen worden dan weergegeven in het vak Mijn selectie onder in het EPSON File Manager-venster.
| |
Opmerking: |
| |
Wanneer een gescande afbeelding is opgeslagen, kunt u EPSON File Manager starten door het afbeeldingsbestand of een afbeeldingsmap naar het pictogram EPSON File Manager op het bureaublad te slepen.
|
|
|