Afdrukken onder Windows
EPSON Status Monitor 3
Spuitkanaaltjes controleren
Printkop reinigen
Printkop uitlijnen
Printer- en optie-informatie
Snelheid & Voortgang
Met de EPSON-printerhulpprogramma's kunt u de printerstatus controleren en enkele onderhoudsfuncties voor de printer uitvoeren vanaf uw computer.
Als u de hulpprogramma's wilt gebruiken, klikt u in de printersoftware op het tabblad Hulpprogramma's en klikt u vervolgens op de knop voor het hulpprogramma dat u wilt gebruiken. Zie Toegang krijgen tot de printersoftware voor informatie over het openen van de printersoftware.

![]() | Opmerking: |
|
|
|
Raadpleeg het betreffende gedeelte voor instructies.
EPSON Status Monitor 3 toont informatie over de status van de printer (bijvoorbeeld de hoeveelheid resterende inkt) en waarschuwt u wanneer er zich printerfouten voordoen.
Dit hulpprogramma is alleen beschikbaar als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Met het hulpprogramma Spuitkanaaltjes controleren kunt u controleren of de spuitkanaaltjes van de printkop verstopt zijn. Controleer de spuitkanaaltjes als de afdrukkwaliteit slechter wordt en ter controle nadat u de spuitkanaaltjes hebt gereinigd. Als uit de controle blijkt dat de printkop moet worden gereinigd, kunt u het hulpprogramma Printkop reinigen rechtstreeks openen vanuit het hulpprogramma Spuitkanaaltjes controleren. Zie De spuitkanaaltjes van de printkop controleren voor meer informatie.
Met het hulpprogramma Printkop reinigen wordt de printkop schoongemaakt. Dit kan nodig zijn als u merkt dat de afdrukkwaliteit achteruit gaat. Gebruik eerst het hulpprogramma Spuitkanaaltjes controleren om te controleren of de printkop inderdaad moet worden schoongemaakt. U kunt het hulpprogramma Spuitkanaaltjes controleren rechtstreeks openen vanuit het hulpprogramma Printkop reinigen. Zie De printkop reinigen voor meer informatie.
Met het hulpprogramma Printkop uitlijnen kan de afdrukkwaliteit worden verbeterd. De printkop moet mogelijk opnieuw worden uitgelijnd als verticale strepen niet goed worden uitgelijnd of als er zwarte of witte strepen in uw documenten komen. Met dit hulpprogramma kunt u de printkop opnieuw uitlijnen.
Er worden enkele verschillende testpatronen afgedrukt aan de hand waarvan u de uitlijning van de printkop kunt controleren. Zorg ervoor dat de papiertoevoer gewoon papier bevat van A4- of Letter-formaat voor het afdrukken van het eerste en tweede testpatroon. Leg ook Archival Matte Paper van A4- of Letter-formaat klaar voor het derde testpatroon.
De volgende afbeelding toont de eerste reeks testpatronen die worden afgedrukt.

Kies van elk patroon op het afgedrukte testblad de verticale lijn die het beste is uitgelijnd. Selecteer in het dialoogvenster Printkop uitlijnen het betreffende lijnnummer in de keuzelijst en klik vervolgens op Voltooien om de nieuwe instelling door te voeren.
![]() | Opmerking: |
| Als u geen enkele lijn kunt vinden die goed is uitgelijnd, selecteer dan het nummer van de lijn die het dichtst in de buurt komt en klik op Heruitlijnen. De geselecteerde lijn komt nu in het midden (nummer 8) en het testblad wordt opnieuw afgedrukt. |

De volgende afbeelding toont de tweede reeks testpatronen die worden afgedrukt.

Zoek een patroon zonder zwarte of witte strepen. Selecteer in het dialoogvenster Printkop uitlijnen het betreffende patroonnummer in de keuzelijst. Klik op Voltooien om de afstelling te bevestigen.
![]() | Opmerking: |
| Als alle patronen strepen vertonen, selecteert u het patroon met de minste strepen en klikt u op Heruitlijnen. Het geselecteerde patroon komt nu in het midden en het testblad wordt opnieuw afgedrukt. |

De volgende afbeelding toont de derde testpatronen die worden afgedrukt.

Kies van elk patroon op het afgedrukte testblad het minst korrelige patroon. Selecteer in het dialoogvenster Printkop uitlijnen het betreffende patroonnummer in de keuzelijst en klik vervolgens op Voltooien om de nieuwe instelling door te voeren.
![]() | Opmerking: |
| Als u geen enkel mooi effen patroon kunt vinden, selecteer dan het nummer van het patroon dat het minst korrelig overkomt en klik op Heruitlijnen. Het testblad wordt opnieuw afgedrukt. Als u een mooi effen patroon kunt selecteren en het testpatroon niet opnieuw hoeft af te drukken, schakel dan de selectievakjes #1 tot #3 aan de rechterzijde uit. |

Dit hulpprogramma geeft informatie weer over de configuratie van de printer. Ook geeft dit hulpprogramma specifieke informatie weer over bepaalde kenmerken van de printer, zoals de printer-ID.
De gegevens van de cartridge worden meestal automatisch doorgegeven aan de printerdriver, zodat met de juiste afdrukmodus kan worden afgedrukt. Maar als de printerdriver de hoeveelheid resterende inkt niet weergeeft op het tabblad Hoofdgroep, moet u zelf de juiste cartridgegegevens opgeven. Selecteer de juiste cartridge in de lijst.
![]() | Opmerking: |
| Na het vervangen van de cartridge moet u altijd controleren of de juiste gegevens zijn geselecteerd. |

Als u het snijmechanisme installeert, moet u in de printerdriver de volgende instellingen opgeven voordat u het snijmechanisme gaat gebruiken. Als u deze opties niet instelt, kan de modus Automatisch afsnijden voor rolpapier niet worden gebruikt.
![]() | Schakel het selectievakje Automatische papiersnijder geïnstalleerd in. |

![]() | Opmerking: |
| Nadat het snijmechanisme is geïnstalleerd, moet u de snijpositie afstellen zodat het mechanisme nauwkeuriger werkt. Bovendien raden wij u aan om bij gebruik van verschillende papiersoorten met verschillende breedten de modus Automatisch afsnijden te gebruiken nadat u de snijpositie hebt aangepast. Raadpleeg Snijpositie instellen bij gebruik van het automatisch snijmechanisme voor rolpapier voor meer informatie over het instellen van de snijpositie. |
Nadat het snijmechanisme is geïnstalleerd, moet u de snijpositie afstellen zodat het mechanisme nauwkeuriger werkt.
![]() | Opmerking: |
|
|
![]() | Controleer of het selectievakje Automatische papiersnijder geïnstalleerd is ingeschakeld en klik op de knop Automatische papiersnijder instellen. Het dialoogvenster Automatische papiersnijder instellen wordt geopend. |

![]() | Opmerking: |
| Als de knop Automatische papiersnijder instellen niet beschikbaar is, controleer dan of het selectievakje Automatische papiersnijder geïnstalleerd wel is ingeschakeld. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld, kan de knop Automatische papiersnijder instellen niet worden gebruikt. Bovendien is dan het snijmechanisme niet bruikbaar. |
![]() | Controleer of de rol papier goed geplaatst is en klik op de knop Afdrukken. Het patroon voor het afstellen van de snijpositie wordt afgedrukt en afgesneden. |

![]() | Controleer aan de hand van de afgesneden rol papier wat het meest nauwkeurig afgedrukte nummer is van de diverse gekleurde randen. |

![]() | Selecteer het nummer dat overeenstemt met de nauwkeurigste snede tussen de tweekleurige vierkanten. Klik op Voltooien om de afstelling te bevestigen. |

Met het hulpprogramma Snijmechanisme Reinigen wordt het mes van het snijmechanisme schoongemaakt. U moet het mes reinigen wanneer u bemerkt dat het uiteinde van een afgesneden pagina vlekken vertoont. Met dit hulpprogramma kunt u het snijmechanisme reinigen.
![]() | Opmerking: |
| Om dit hulpprogramma te kunnen gebruiken moet een rol papier in de printer zijn geplaatst. Raadpleeg Rolpapier laden voor meer informatie over het plaatsen van de rol papier. |
Het hulpprogramma verbruikt voor de reiniging ongeveer 7 cm papier.
![]() | Zorg ervoor dat het selectievakje Automatische papiersnijder geïnstalleerd is ingeschakeld. |
![]() | Klik op de knop Snijmechanisme Reinigen. Het dialoogvenster Snijmechanisme Reinigen verschijnt. |

![]() | Klik op de knop Clean. Het papier wordt ingevoerd en afgesneden. |

De configuratie van uw systeem bepaalt of de informatie in het dialoogvenster Printer- en optie-informatie automatisch wordt geactualiseerd of handmatig dient te worden ingevoerd.
Als een melding verschijnt in het gedeelte Actuele instellingen waarin u wordt gevraagd instellingen op te geven, of als u de configuratie van de printer wilt wijzigen, volgt u de onderstaande stappen om de benodigde instellingen handmatig op te geven.
![]() | Klik in het dialoogvenster Printer- en optie-informatie op de knop Pagina met instellingen om informatie af te drukken over uw printer en optionele apparaten. Om dit hulpprogramma te kunnen gebruiken moet er papier van A4- of Letter-formaat in de printer zijn geplaatst. De afdruk ziet er ongeveer als volgt uit. |

![]() | Controleer of de instellingen in het hulpprogramma overeenkomen met de informatie op de afgedrukte pagina met instellingen. Als de instellingen niet overeenkomen, wijzigt u de instellingen op het scherm volgens de informatie op de pagina met instellingen. |
![]() | Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten en uw instellingen op te slaan. |
In dit dialoogvenster kunt u opties instellen die betrekking hebben op de afdruksnelheid en de voortgang van het afdrukken.

U hebt de keuze uit de volgende mogelijkheden:
![]() | Opmerking: |
| Het door u gebruikte printermodel en de door u gebruikte Windows-versie bepalen welke functies in de printersoftware beschikbaar zijn. |
Selecteer Hoge-snelheidkopieën als u meerdere exemplaren van uw document sneller wilt afdrukken. De afdruksnelheid wordt verhoogd doordat bij het afdrukken van meerdere exemplaren van een document de ruimte op de vaste schijf als cache wordt gebruikt.
Selecteer Voortgangsbalk weergeven als tijdens het afdrukken altijd de voortgangsbalk zichtbaar moet zijn.
Bij printermodellen die zijn aangesloten op de parallelle poort kunt u de gegevensoverdracht versnellen door EPSON-printerpoort te selecteren.
Gebruikers van de parallelle poort kunnen de afdruksnelheid verder verhogen door DMA-overdracht in te schakelen, zie hiervoor DMA-overdracht inschakelen.
Schakel dit selectievakje in als u wilt dat documenten van Windows NT-clients worden gespoold met het RAW-formaat in plaats van met het EMF-formaat (metafile). (In Windows NT-toepassingen wordt standaard het EMF-formaat gebruikt.)
Gebruik deze optie als documenten die met het EMF-formaat worden gespoold, niet goed worden afgedrukt.
Bij spoolen met het gegevenstype RAW zijn er minder bronnen vereist dan met EMF. Daarom kunnen bepaalde problemen, zoals onvoldoende geheugen of schijfruimte of een lage afdruksnelheid, worden opgelost door het selectievakje RAW-data altijd spoolen in te schakelen.
![]() | Opmerking: |
| Bij spoolen met het gegevenstype RAW kan de voortgang die wordt weergegeven door de voortgangsbalk afwijken van de werkelijke voortgang. |
Klik op deze knop om het dialoogvenster Controlevoorkeursinstellingen te openen, waarin u instellingen kunt vastleggen voor EPSON Status Monitor 3.

U kunt de volgende opties instellen:
|
Waarschuwing selecteren |
Hier worden de huidige instellingen voor foutmeldingen weergegeven. Schakel het selectievakje in voor de typen fouten waarvoor u een melding wilt ontvangen. Schakel bovendien het selectievakje Alarm in als u door een geluidssignaal wilt worden gewaarschuwd dat er een foutbericht is.
Opmerking: |
|
Controle van gedeelde printers toestaan |
Schakel dit selectievakje in als u controle van een gedeelde printer door andere computers wilt toestaan. |
![]() Vorige |
![]() Volgende |