Printeronderdelen en functies op het bedieningspaneel

a.

Bedieningspaneel

b.

Uitvoerlade

c.

Verlengstuk uitvoerlade

d.

Stop

e.

Papiercassette

f.

Klep papiercassette

g.

Zijgeleiders

a.

Printerkap

b.

Cartridgekap

c.

Cartridgehouder

d.

Printkop (onder de cartridgehouder)

a.

LAN-poort

b.

USB-poort

c.

Netaansluiting

d.

Achterkant

Indrukken om de printer aan en uit te zetten.

Indrukken om papier in of uit te voeren.

Indrukken om het afdrukken te hervatten na een foutmelding inzake een lege papiercassette of invoer van meerdere pagina's tegelijkertijd.

Indrukken om een actieve afdruktaak te annuleren.

Indrukken om de cartridgehouder naar de positie voor het vervangen van cartridges te verplaatsen.

Indien een opgebruikte cartridge ontdekt is, indrukken om de cartridgehouder naar de inktcontrolepositie te verplaatsen.

Als het lampje uit is, indrukken en gedurende drie seconden ingedrukt houden om de printkop te reinigen.

Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie.

Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie.

Aan als de printer aanstaat.

Knippert wanneer de printer gegevens ontvangt, bezig is met afdrukken, wanneer een cartridge vervangen wordt, inkt geladen wordt, en wanneer de printkop gereinigd wordt.

Aan wanneer de papiercassette leeg is of wanneer twee vellen papier tegelijkertijd worden doorgevoerd.

Knippert bij een papierstoring of wanneer de uitvoerlade gesloten is en de printer niet kan afdrukken.

Aan wanneer een cartridge leeg is.

Knippert wanneer een cartridge bijna leeg is.

Zie de Netwerkhandleiding voor meer informatie.