Scannen / Hoe

Scansoftware (EPSON Scan) rechtstreeks starten

Wanneer u de gescande afbeelding wilt opslaan zonder de scan te bewerken in een bepaalde toepassing, start u EPSON Scan rechtstreeks. De afbeeldingen worden na het scannen automatisch opgeslagen als bestand in de map die is opgegeven in het dialoogvenster Instellingen voor Bewaar bestand. Deze taak kan als volgt worden ingesteld:

Start EPSON Scan.

Voor Windows-gebruikers:
Dubbelklik op het pictogram EPSON Scan op het bureaublad.

U kunt EPSON Scan ook als volgt starten.

Klik op Start, wijs naar Alle programma's (voor Windows XP) of Programma's (voor Windows Me, 98 en 2000) gevolgd door EPSON Scan en selecteer vervolgens EPSON Scan.

Voor gebruikers van Mac OS X:
Klik op het pictogram EPSON Scan in de programmamap.

Het volgende dialoogvenster verschijnt.

Opmerking:
Als het selectievakje Dit dialoogveld voor de volgende scan tonen is uitgeschakeld, wordt automatisch met scannen begonnen, dus zonder dat het bovenstaande dialoogvenster wordt weergegeven. Ga vervolgens verder met stap 8.

Klik op Scannen.

Het dialoogvenster Instellingen voor Bewaar bestand verschijnt.

Opmerking:
Als het selectievakje Dit dialoogveld voor de volgende scan tonen is uitgeschakeld, wordt het dialoogvenster Instellingen voor Bewaar bestand niet automatisch weergegeven. U opent het dialoogvenster door te klikken op het kleine pijltje rechts naast de knop Scannen en vervolgens selecteert u Instellingen voor Bewaar bestand.

Geef de locatie op waar de gescande afbeeldingen moeten worden opgeslagen. Als u de standaardlocatie wilt wijzigen, klikt u op Bladeren (voor Windows) of Kies (voor Macintosh), waarna u de gewenste map selecteert.

Geef een bestandsnaam op met een alfanumerieke tekenreeks (prefix) en een driecijferig getal (startnummer).

Als u de bestandsnaam wilt wijzigen, typt u een alfanumerieke tekenreeks bij Prefix en selecteert u het gewenste startnummer. De bestandsnaam wordt gegenereerd op basis van het voorvoegsel en nummer dat u hier opgeeft.

Opmerking:
  • Voor gebruikers van Windows: de volgende tekens kunnen niet worden gebruikt in het voorvoegsel.
    \, /, :, ., *, ?, ", <, >, |
  • Voor gebruikers van Macintosh: een dubbele punt (:) kan niet worden gebruikt in het voorvoegsel.
  • Het getal moet uit drie cijfers bestaan. Wanneer u wilt opslaan in de 8.3-notatie van MS-DOS, mag het voorvoegsel niet langer zijn dan vijf alfanumerieke tekens.

Selecteer de gewenste bestandsindeling uit de volgende tabel. Afhankelijk van het bestandstype dat u hebt geselecteerd, kunt u via de knop Opties gedetailleerde instellingen opgeven voor de gescande afbeelding.

Bestandstype
(extensie)

Uitleg

BITMAP (*.BMP) (alleen Windows)

Een standaardindeling van Windows voor afbeeldingsbestanden. De meeste Windows-toepassingen, zoals tekstverwerkingsprogramma's, kunnen afbeeldingen in deze indeling lezen en verwerken.

JPEG (*.JPG)

Een gecomprimeerde bestandsindeling. De mate van compressie kan worden ingesteld. Met JPEG is een relatief hoge compressie mogelijk. Maar hoe hoger de compressie, des te lager de kwaliteit van de afbeelding. (N.B.: de oorspronkelijke gegevens kunnen niet meer worden teruggehaald.) Bovendien neemt de kwaliteit af telkens wanneer het bestand wordt opgeslagen. Daarom wordt het bestandstype TIFF aangeraden wanneer een bestand uitgebreid moet worden bewerkt of geretoucheerd.

Multi-TIFF (*.TIF)

Een TIFF-bestandsindeling waarbij meerdere pagina's worden opgeslagen in hetzelfde bestand. Dus wanneer u scant met de automatische fototoevoer, worden alle scans opgeslagen in één bestand. (Met andere bestandsindelingen wordt elk document in een apart bestand opgeslagen.) Om Multi-TIFF-bestanden te kunnen openen, hebt u echter een programma nodig dat deze bestandsindeling ondersteunt.

PDF (*.PDF)

Een documentindeling die volledig platformonafhankelijk is. Om PDF-documenten te gebruiken, hebt u Adobe Acrobat® Reader® of Acrobat nodig. Wanneer u scant via de automatische fototoevoer, worden de verschillende scans opgeslagen in één bestand. Wanneer u afbeeldingen (in kleur of grijstinten) opslaat in de PDF-indeling, kunt u de mate van compressie instellen.

PICT (*.PCT) (alleen Macintosh)

Een standaardindeling van Macintosh voor afbeeldingsbestanden. De meeste Macintosh-toepassingen, zoals tekstverwerkingsprogramma's, kunnen afbeeldingen in deze indeling lezen en verwerken.

PRINT Image Matching II(JPEG)(*.jpg)

PRINT Image Matching II(TIFF)(*.tif)

PRINT Image Matching is een gestandaardiseerde methode waarmee uitgebreide informatie over de kleuren van de gescande afbeelding wordt opgeslagen. De kwaliteit van de scan wordt hierdoor geoptimaliseerd. Wanneer u een met PRINT Image Matching compatibele printer gebruikt, kunt u de afbeeldingen eenvoudig afdrukken in schitterende en levendige kleuren.

Opmerking:
PRINT Image Matching-informatie is niet van invloed op de afbeeldingsgegevens zelf of de manier waarop de afbeelding wordt weergegeven op het beeldscherm van de computer.

TIFF (*.TIF)

Een bestandsindeling die is gemaakt voor de uitwisseling van gegevens tussen toepassingen als grafische software en DTP-programma's. Bij het scannen van zwart-witafbeeldingen kunt u zelf het compressietype opgeven.

Klik op OK.

EPSON Scan begint met scannen.

Opmerking:
Als u de thuismodus of professionele modus gebruikt, klikt u op Scannen.

De gescande afbeelding wordt automatisch opgeslagen op de opgegeven locatie.

Als het selectievakje Afbeeldingsmap openen na het scannen in het dialoogvenster Instellingen voor Bewaar bestand is ingeschakeld, zal Windows Verkenner (Explorer, Windows) of Finder (Macintosh) zodra EPSON Scan klaar is met scannen, automatisch de map openen waarin de scan is opgeslagen.


[Boven]


Vorige

Volgende