Als uw afdrukken opeens vager worden of als er puntjes ontbreken, controleer dan eerst de spuitkanaaltjes van de printkop.
U kunt de spuitkanaaltjes van de printkop vanaf uw computer controleren met het hulpprogramma Nozzle Check (Spuitkanaaltjes controleren) of rechtstreeks vanaf de printer met de knoppen op het bedieningspaneel.
Werken met het hulpprogramma Spuitkanaaltjes controleren (Windows)
Volg de onderstaande instructies om het hulpprogramma Nozzle Check (Spuitkanaaltjes controleren) te gebruiken.
Controleer of er geen foutlampjes branden.
Zorg ervoor dat de papiertoevoer papier van A4-formaat bevat.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram op de taskbar (taakbalk) en selecteer Nozzle Check (Spuitkanaaltjes controleren).
Als het printerpictogram niet wordt weergegeven, leest u in het gedeelte hierna hoe u het pictogram kunt toevoegen.
Om de spuitkanaaltjes van de printkop te controleren met de knoppen op het bedieningspaneel gaat u als volgt te werk.
Controleer of er geen foutlampjes branden.
Zet de printer uit.
Zorg ervoor dat de papiertoevoer papier van A4-formaat bevat.
Houd de knop ingedrukt en druk op de aan-uitknop om de printer aan te zetten.
Laat de beide knoppen los op het moment dat de printer wordt ingeschakeld. De printer drukt een spuitkanaaltjespatroon af.
Hieronder ziet u enkele controlepatronen.
Vergelijk de kwaliteit van de afgedrukte controlepagina met het hieronder getoonde voorbeeld. Als de kwaliteit goed is, dus zonder ontbrekende stukken in de testlijnen, functioneert de printkop naar behoren.
Als er stukken uit de afgedrukte lijnen ontbreken (zie hieronder), is er wellicht sprake van een verstopt spuitkanaaltje of een onjuist uitgelijnde printkop.