Klik voor meer informatie over het afdrukgebied op het tabblad Bijlage in de rechterhoek van het venster van de Gebruikershandleiding. Klik vervolgens op Productinformatie en Technische specificaties.
Klik op de knop om dit dialoogvenster uit te breiden.
Selecteer de printer die u gebruikt bij Printer en selecteer een geschikt envelopformaat bij Paper Size (Papierformaat). U kunt ook een aangepast envelopformaat definiëren. Zie de online-Help voor meer informatie.
Selecteer Landscape (Liggend) als instelling voor Orientation (Afdrukstand).
Opmerking:
Afhankelijk van de toepassing kunt u bepaalde items in dit dialoogvenster mogelijk niet selecteren. Kies in dat geval Page Setup (Pagina-instelling) in het menu File (Archief) van uw toepassing en geef de gewenste instellingen op.
Selecteer Print Settings (Printerinstellingen) in het venstermenu.
Geef de gewenste afdrukinstellingen op. Zie de online-Help voor meer informatie over Print Settings (Printerinstellingen).
Klik op Print (Afdrukken) om te beginnen met afdrukken.
Selecteer de printer die u gebruikt bij Format for (Stel in voor).
Selecteer het gewenste envelopformaat bij Paper Size (Papierformaat). U kunt ook een aangepast envelopformaat definiëren. Zie de online-Help voor meer informatie.
Selecteer Landscape (Liggend) als instelling voor Orientation (Afdrukstand).
Klik op OK om het venster Page Setup (Pagina-instelling) te sluiten.
Selecteer de printer die u gebruikt bij Printer en geef de gewenste instellingen op voor Copies & Pages (Aantal en pagina's).
Selecteer Print Settings (Printerinstellingen) in het venstermenu.
Selecteer Envelope (Enveloppe) als instelling voor Media Type (Afdrukmateriaal) en selecteer de gewenste instellingen voor Color (Kleur) en Mode (Modus). Zie de online-Help voor meer informatie over Print Settings (Printerinstellingen).
Klik op Print (Afdrukken) om te beginnen met afdrukken.