epson

Termen

2,4GHz-bereik: het frequentiespectrum dat aan WLAN-systemen is toegewezen door de IC-organisatie.
Toegangspunt: een apparaat dat draadloos LAN-terminals verbindt met een netwerk door signalen door te geven tussen draadloze apparaten of te fungeren als brug tussen vaste en draadloze netwerken.
Ad-hocmodus: een modus waarin draadloos LAN-terminals rechtstreeks met elkaar kunnen communiceren zonder gebruik te maken van een draadloos LAN-toegangspunt.
AES: Advanced Encryption Standard, een coderingsnorm voor WPA die WEP vervangt. AES verschaft een krachtigere codering dan TKIP.
Configuratie: een voorbereide reeks voorwaarden voor de juiste werking van een apparaat. De netwerkinterface configureren betekent deze voorbereiden op het werken met in een netwerk beschikbare protocollen.
DHCP: Dynamic Host Configuration Protocol. Dit is een protocol dat dynamische IP-adressen toewijst aan apparaten in een netwerk.
EAP: Extensible Authentication Protocol, een verificatieprotocol dat wordt gebruikt in de norm IEEE 802.1x.
EtherTalk: het communicatieprotocol van AppleTalk dat Ethernet-transmissies beheert.
ftp: een TCP/IP-toepassingsprotocol voor bestandsoverdracht.
IEEE 802.1x: een IEEE-norm die verificatie voor vaste/draadloze netwerken verzorgt. IEEE 802.11b en IEEE 802.11g zijn normen voor het 2,4GHz-bereik voor WLAN's.
Infrastructuurmodus: een modus van het draadloze netwerk. Hiermee kunnen zowel draadloze als bekabelde computers afdruktaken naar het apparaat verzenden via een toegangspunt.
lpd: een TCP/IP-toepassingsprotocol voor afdrukken op afstand.
Open system authentication: een verificatieprotocol voor toegangspunten voor draadloze verbindingen. Hierbij brengt het draadloze knooppunt een verificatieverzoek over aan het toegangspunt voor draadloze verbinding, dat de verbinding accepteert, in eerste instantie zonder verificatie.
Pre-Shared Key: een vooraf gedeelde sleutel die als basis dient voor het genereren van coderingssleutels voor WPA-PSK (TKIP/AES).
Afdrukwachtrij: een locatie waar een afdruktaak als bestand wordt opgeslagen totdat de netwerkinterface de taak naar het toegewezen apparaat verzendt.
Protocol: een geheel van regels voor het beheren van de manier waarop gegevens worden uitgewisseld via een netwerk. Computers en software kunnen niet met elkaar communiceren als beiden een ander protocol gebruiken.
Roaming: de mogelijkheid om het draadloze station van het ene toegangspunt naar het andere te verplaatsen zonder de verbinding te verliezen of de service te onderbreken.
Beveiligingstype: biedt de mogelijkheid een beveiligingsniveau in de infrastructuurmodus te kiezen dat geschikt is voor de gebruikersomgeving.
SSID (of ESSID): Service Set Identifier (of Extended Service Set Identifier), een unieke aanduiding voor een WLAN. Alle apparaten en toegangspunten die met een bepaald WLAN zijn verbonden, moeten dezelfde SSID gebruiken. Een ESSID wordt gebruikt voor een uitgebreid netwerk met meerdere toegangspunten.
TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol, een laag van protocollen die communicatie tussen knooppunten in een netwerk mogelijk maken.
TKIP: Temporal Key Integrity Protocol, een coderingsnorm voor WPA die WEP vervangt. Een onderscheidende functie is dat de gedeelde sleutel met een bepaald interval wordt gewijzigd.
WEP: Wired Equivalent Privacy, een beveiligingsprotocol voor WLAN's dat is gedefinieerd in de norm IEEE 802.11b/g. WEP biedt beveiliging door gegevens te coderen via radiogolven.
WEP-sleutel: een algoritme voor gegevenscodering voor gedeelde sleutels. Verzonden pakketten worden gecodeerd met een gedeelde sleutel, de WEP-sleutel. Voor decodering van gecodeerde pakketten door de ontvanger, moet dezelfde WEP-sleutel als voor de verzending worden gebruikt.
WLAN: Wireless Local Area Network.
WPA-PSK (TKIP/AES): een Wi-Fi-coderingsprotocol met een krachtigere coderingsalgoritme dan WEP. De apparaten en toegangspunten moeten de vooraf gedeelde sleutel delen. Het protocol dat AES gebruikt, wordt WPA2-PSK genoemd en heeft een krachtigere codering dan TKIP.