Printeronderdelen en functies van het bedieningspaneel
Printeronderdelen
Bedieningspaneel
a. Papiersteun: ondersteunt het papier dat u in de papiertoevoer hebt geplaatst.
b. Papiertoevoer: bevat het papier en voert het in.
c. Printerdeksel: dekt het afdrukmechanisme af. Open het alleen wanneer u inktcartridges installeert of vervangt.
d. Uitvoerlade: bevat het uitgevoerde papier.
e. Zijgeleiders: zorgen ervoor dat het papier recht in de papiertoevoer ligt. Schuif de linkerzijgeleider tegen de rand van het papier aan.
f. USB-connector: hiermee sluit u de USB-kabel van uw computer aan op de printer.
a. Cartridgedeksel: hiermee zet u de inktcartridges vast. Open het alleen wanneer u inktcartridges installeert of vervangt.
b. Printkop: hiermee wordt inkt op het papier afgedrukt.
c. Bedieningspaneel: gebruik de knoppen en controleer de lampjes om uw printer te bedienen. Zie het volgende gedeelte voor details.
Knop
|
Functie
|
aan/uit
|
Druk op deze knop om de printer aan en uit te zetten.
|
onderhoud
|
Druk op deze knop om papier te laden wanneer het papier in de printer op is. Druk op deze knop om het papier uit te voeren wanneer het is vastgelopen.
Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken na een 'papier op'-fout of invoer van meerdere pagina's.
Druk op deze knop om een afdruk tijdens een afdruktaak be annuleren.
|
Druk op deze knop om de printkop te verplaatsen naar de stand waarin een inktcartridge kan worden vervangen.
Wanneer een lege inktcartridge wordt gedetecteerd, drukt u op deze knop om de printkop te verplaatsen naar de inktcontrolestand.
Nadat u een inktcartridge hebt vervangen, drukt u op deze knop om de printkop in de uitgangspositie te zetten.
Wanneer het foutlampje uit is, houdt u deze knop 3 seconden ingedrukt om de printkop te reinigen.
|
Lampje
|
Beschrijving
|
aan/uit
|
Brandt wanneer de printer is ingeschakeld.
Knippert wanneer de printer gegevens ontvangt, afdrukt, wanneer u een inktcartridge vervangt, wanneer inkt wordt geladen of wanneer de printkop wordt gereinigd.
|
fout
|
Brandt wanneer het papier in de printer op is.
Knippert wanneer het papier is vastgelopen.
|
Brandt wanneer een inktcartridge leeg is.
Knippert wanneer een inktcartridge bijna leeg is.
|
|